Om resistentie tegen ontwormingsproducten tegen te gaan is het belangrijk om dieren niet onnodig te ontwormen. Aan de hand van een mestonderzoek kan je zien of je wel moet ontwormen en als dit nodig is welk wormmiddelen je het beste kunt gebruiken
Dierenkliniek de Kempen heeft een eigen laboratorium waar wij onder andere mestonderzoek van het paard uitvoeren. Tijdens mestonderzoek word onder de microscoop bekeken welke, en hoeveel, wormeieren er in de mest van uw paard zitten.
Alleen volwassen wormen produceren eieren. De eieren worden geteld en weergegeven als epg. Deze afkorting staat voor eieren per gram en houdt dus het aantal wormeieren per gram mest in (weergegeven per wormsoort). Veulenwormeieren en spoelwormeieren in de mest geven aanleiding tot direct ontwormen. Bij de bloedwormeieren gaat het om de hoogte van de epg. Immers een lichte besmetting met deze wormen draagt bij aan de natuurlijke weerstandsvorming van het paard. Paarden met een epg van 100 of minder hoeven, voor de bloedwormen, niet ontwormd te worden. Paarden met een epg van meer dan 250 moeten ontwormd worden. Voor paarden met een epg van tussen de 100 en 250 geldt dat het ontwormen gebeurt afhankelijk van de leeftijd en situatie van het paard.
Van sommige wormen worden geen eieren in de mest gevonden. Deze wormen zijn: lintwormen, longwormen, aarsmaden, horzellarven en kleine bloedwormen in winterslaap. Om een besmetting met deze wormen uit te sluiten kan gekeken worden naar de leeftijd en situatie van het paard (leeftijd/stalling e.d.). Daarnaast kan via bloedonderzoek gekeken worden naar hoeveel last het paard van parasieten heeft. Bij bloedonderzoek kan alleen bepaald worden of, maar niet van welke parasieten, het paard last van heeft.